
Op mijn uitgestrekte handen, legt ze haar handen in de mijne. Het oude vel voelt zacht. Op de maat van het lied Amsterdamse Grachten beweeg ik onze armen walsend heen en weer. Mijn blik haakt in haar lichtblauwe ogen. Ogen waar geen emotie uit te lezen valt. Ogen die in een andere wereld lijken te vertoeven. Toch blijven onze ogen verbonden. Heel even dwaalt ze af om daarna mijn ogen weer te vinden.
Veel koorleden lopen zingend door het publiek. Een enkel koorlid danst met iemand. Zo zingen en dansen we het publiek de zaal uit na een mooi optreden. Na afloop van het nummer rollen de tranen over mijn wangen. Tranen van verlies van wat niet terugkomt. Pijn om te zien dat mensen afscheid moeten nemen van de man of vrouw die iemand was waar door ziekte verandering in komt. Dat besef, die pijn raakte me dit keer extra.Lees verder →
Hoe wonderlijk is het dan om te merken dat ik op ons gezellige midwinterzangfestijn van mijn koor, als ik een lied moet zingen waar ik me notabene zelf voor aangemeld heb, het liefst in een hoekje wegkruip om vooral niet te hoeven zingen. Vooral niet die schijnwerper op mezelf richten. Met een groepje en een gek lied waar het om de lol gaat is het allemaal niet zo erg. Maar dat serieuze lied waar ik ook stukjes alleen zing, daar voel ik me niet op mijn gemak. Terwijl het koor een veilige plek is en alles goed is. Het wordt gewaardeerd als je een optreden doet. Nog vreemder is het dat bijna iedereen daar last van heeft. We zitten allemaal met trillende stemmen of trillende handen snaren aan te slaan. In het