Het is rond half vier ’s nachts als manlief mij wakker maakt. ‘Er staan jongeren jouw boekenkastje te plunderen, zullen we de politie bellen?’ Ik kom uit een hele diepe slaap dus mompel wat en trek dan mijn badjas aan om te kijken.
Zonder lenzen zie ik geen klap, dus als ik naar beneden kijk zie ik vage vlekken, maar hoor ik veel geschreeuw, gelach en brommergeronk. ‘Ik ga erop af’ zeg ik. ‘Nee niet doen’ zegt manlief ‘je weet niet of ze je iets aandoen.’ Maar vanaf een balkon op één hoog voel ik me toch redelijk veilig. Ik doe de balkondeur dan ook open waarop de blikken omhoog gaan (dat vermoed ik tenminste, omdat ze het uitproesten). Ze zien dan ook een vrouw in roze badjas met verwarde haren en een slaperige blik. ‘Hè jongens er proberen mensen te slapen, kunnen jullie ergens anders heen’, vraag ik. ‘O sorry mevrouw, we gaan al. Sorry hoor.’ Twee van de vier vlekken vertrekken gelijk. De andere twee blijven nog met hun brommertje staan. Als ze nog een keer omhoog kijken roepen ze nog een keer sorry en scheuren weg.Lees verder →
‘O NEE’ dacht ik. Wat te doen als ik het terrein niet meer af kom? Met angst en beven liep ik naar de andere in- en uitgang van het parkeerterrein. Het eerste waar mijn oog op viel was een hek…O NEE dacht ik nog harder. WAT NU? Na een aantal passen zag ik dat de ingang geblokkeerd was, maar de uitgang gelukkig niet. Ik haastte me naar mijn auto en reed zo snel als ik kon de parkeerplaats af. Het zou mij niet gebeuren dat vlak voor mijn neus het hek neergelaten zou worden.