
Op mijn uitgestrekte handen, legt ze haar handen in de mijne. Het oude vel voelt zacht. Op de maat van het lied Amsterdamse Grachten beweeg ik onze armen walsend heen en weer. Mijn blik haakt in haar lichtblauwe ogen. Ogen waar geen emotie uit te lezen valt. Ogen die in een andere wereld lijken te vertoeven. Toch blijven onze ogen verbonden. Heel even dwaalt ze af om daarna mijn ogen weer te vinden.
Veel koorleden lopen zingend door het publiek. Een enkel koorlid danst met iemand. Zo zingen en dansen we het publiek de zaal uit na een mooi optreden. Na afloop van het nummer rollen de tranen over mijn wangen. Tranen van verlies van wat niet terugkomt. Pijn om te zien dat mensen afscheid moeten nemen van de man of vrouw die iemand was waar door ziekte verandering in komt. Dat besef, die pijn raakte me dit keer extra.Lees verder →
1983: Het was laat toen we uit de S-bahn stapten; de halte die we moesten hebben voor de camping. We hadden geen idee waar we naar toe moesten en wisten ook niet dat het nog 6 kilometer lopen was. Een stel dat uitgegaan was zag ons tobben en vroeg waar we naar toe moesten. Toen ze hoorden dat we naar de camping moesten namen ze ons mee naar hun huis waar we de nacht mochten doorbrengen. Dat was uiteraard voor hen niet zonder gevaar. Het was een ontzettend aardig stel met wie we nog een tijd hebben zitten praten over de beperkingen van wonen in Oost Berlijn.